houden voor (v) (algemeen) | supor (v) (algemeen) |
houden voor (v) (beschouwen als) | crer (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (algemeen) | julgar (v) (algemeen) |
houden voor (v) (beschouwen als) | tomar como (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (algemeen) | considerar (v) (algemeen) |
houden voor (v) (algemeen) | ver como (v) (algemeen) |
houden voor (v) (beschouwen als) | julgar (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (algemeen) | tomar como (v) (algemeen) |
houden voor (v) (beschouwen als) | considerar (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (algemeen) | achar (v) (algemeen) |
houden voor (v) (beschouwen als) | supor (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (beschouwen als) | ver como (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (beschouwen als) | achar (v) (beschouwen als) |
houden voor (v) (algemeen) | crer (v) (algemeen) |